Pleinvrees

door | 16-04-25 | EMDR, heldenstories

Ik was 24 toen ik met mijn beste vriendin naar een concert van Coldplay ging. Het was 2016, tijdens de A Head Full of Dreams Tour in de Amsterdam Arena. We stonden vrij ver vooraan, vol verwachting, vol adrenaline. Coldplay was mijn favoriete band — hun muziek had me in moeilijke tijden op de been gehouden, dus dit voelde als een droom die uitkwam.

Tijdens een van de bekendste nummers begon de menigte te bewegen. Eerst voelde het als enthousiasme. Maar al snel sloeg het om in chaos. Mensen duwden, gilden, probeerden naar voren te komen. De druk op mijn borst werd zó intens dat ik letterlijk geen adem meer kon halen. Ik raakte mijn vriendin kwijt. De muziek werd dof, alsof ik onder water zat. Mijn zicht werd wazig, mijn benen trilden. Ik dacht oprecht: ik ga hier dood, ik word geplet.

Een beveiliger zag me en trok me uit de menigte. Ik werd naar een EHBO-post gebracht. Daar zat ik, trillend en leeg, terwijl buiten de muziek gewoon doorging. Ik schaamde me kapot. Maar ik wilde alleen maar weg.

Vast in mijn eigen hoofd

Na dat concert was ik niet meer dezelfde. In het begin vond ik het logisch dat ik even moest bijkomen. Maar weken werden maanden. En ik ging dingen vermijden, concerten, drukke winkelstraten, verjaardagen, het werd van kwaad tot erger. Zelfs het strand op een zonnige dag voelde te vol.

Ik verzon excuses. “Ik ben moe.” “Ik moet werken.” “Het komt gewoon niet uit.” Maar de waarheid was dat ik bang was. Mijn hartslag ging al omhoog als ik alleen maar aan drukke menigte dacht. De gedachte dat ik klem zou komen te zitten, niet meer weg kon komen wanneer ik dat wilde maakte me misselijk.

Het werd steeds erger. Ik begon te hyperventileren in de rij bij de supermarkt, in een bus, in een café wat helemaal niet so druk was. Ik woonde in de stad en wanneer ik uit het raam keek en al die mensen ogenschijnlijk onbezorgd hun ding zag doen, maakte me dat intens verdrietig.

Ik sliep slecht. Was altijd op mijn hoede. Mijn wereld werd kleiner en kleiner. En het gekke is: van buitenaf viel het niemand echt op. Ik kon lachen, ik kon praten. Maar vanbinnen was ik aan het overleven.

Soms probeerde ik mezelf moed in te praten. “Het zit tussen je oren.” Maar dat hielp niet. Het maakte het alleen maar erger. Want diep vanbinnen dacht ik: wat als ik nooit meer normaal kan leven?

Het punt waarop ik wist: nu moet ik hulp zoeken, was toen ik twijfelde of ik naar de bruiloft van mijn broer zou gaan. Mijn eigen broer. Alleen omdat het op een drukke plek was. Toen besefte ik dat ik mezelf aan het verliezen was.

De weg terug

Via een vriendin kwam ik bij een therapeut terecht die werkte met EMDR. Ik wist amper wat het was, maar ik was zó moe van het vluchten. Zij gaf mijn klachten een naam, pleinvrees. Tijdens de eerste sessie moest ik teruggaan naar het moment in de Amsterdam Arena. De beelden, de paniek, de geluiden. Maar deze keer bleef ik veilig in een stoel zitten, terwijl ik met mijn ogen haar vingers volgde. Het was bizar… en helend.

EMDR gaf me de ruimte om naar die herinnering te kijken zonder er opnieuw in verstrikt te raken. Het gevoel van machteloosheid dat ik jarenlang had weggestopt, kreeg eindelijk een plek. Soms kwamen er andere herinneringen boven, kleinere momenten die ik vergeten was, maar die blijkbaar ergens waren opgeslagen in mijn lichaam. Ook die kregen aandacht.

Na elke sessie voelde ik me alsof er een klein laagje van het gewicht was verdwenen dat ik al die jaren had meegedragen. Niet ineens. Maar langzaam. Ik begon weer dieper te ademen. Ik voelde me minder snel opgejaagd. Mijn lijf werd rustiger.

We spraken ook veel over controle, over veiligheid. Mijn therapeut leerde me hoe ik mezelf weer kon geruststellen in spannende situaties. Hoe ik mijn adem kon gebruiken om in het moment te blijven. Hoe ik mijn grenzen mocht voelen en respecteren. Hoe ik stap voor stap weer vertrouwen kon opbouwen, in mezelf en in de wereld.

Kleine stappen, grote daden

Naast EMDR begon ik met exposure-oefeningen. In het begin vond ik het verschrikkelijk. Het idee alleen al maakte me nerveus. Maar ik wist dat ik het moest proberen.

We begonnen klein. Eerst keek ik naar foto’s van mensenmassa’s. Daarna keek ik vanuit mijn raam naar een druk plein. Gewoon observeren. Voelen wat het deed. Toen wandelde ik met een vriendin over een markt — met een ontsnappingsplan, mocht het misgaan. Daarna durfde ik alleen naar een rustig café, op een doordeweekse ochtend. Ik koos altijd een tafel vlak bij de uitgang.

Elke stap werd vooraf besproken en voorbereid. Ik leerde mijn angst te observeren, in plaats van erin te verdwijnen. Als het te veel werd, stopte ik. Maar ik bleef wel oefenen.

Langzaam begon ik meer ruimte te ervaren. Ik durfde weer naar een winkelstraat op zaterdagmiddag. Ik durfde met de trein naar een andere stad. En op een dag stond ik op een druk station, met hartkloppingen dat wel, maar ik bleef staan. Ik rende niet weg. En ik voelde: ik kan dit.

Van overleven naar leven

Inmiddels zijn we jaren verder. Ik ben niet “genezen” in de klassieke zin van het woord, ik ben veranderd. Beter geworteld en zachter voor mezelf. Ik weet nu hoe ik mijn lichaam en signalen serieus moet nemen, zonder dat ze me hoeven te verlammen.

Afgelopen zomer ben ik zelfs weer naar een concert gegaan. Een openluchtoptreden op een kleinschalig terrein. Ik stond achteraan. Met ruimte om me heen. En ik heb gedanst. Het was superfijn.

Ik dacht ooit dat ik nooit meer écht zou kunnen leven. Maar ik heb geleerd: je hoeft niet altijd dapper te zijn. Je hoeft alleen maar te blijven bewegen, beetje bij beetje.

Want vrijheid is geen plek. Het is een gevoel. En dat gevoel, dat heb ik mezelf langzaam teruggegeven.

 

♥ Els

Pin It on Pinterest

Share This